Navigatie overslaan

Tag Archives: berlijn

Het Holocaust-monument in Berlijn is een controversieel monument. Het meest problematisch zijn de duizenden touristen die zich picknickend, zingend, joelend en vermakend om en op het monument bevinden.

Het monument bestaat uit 2711 betonblokken variërend in hoogte van 20 cm tot 4,5 meter met een tussenruimte van 95 cm. Onder het veld met de blokken is een expositieruimte ingericht. De Amerikaanse architect Peter Eisenman heeft het monument ontworpen.

Door toeval bevond ik mij in augustus bij volle maan s’avonds naast dit monument.

Het was heel stil.

We zagen bijna niemand.

Het is zeer moeilijk te beschrijven hoe het voelde.

Ik kan het iedereen aanbevelen om het monument s’nachts te bezoeken.

Ach, arme maan,
wat heb je toch al veel gezien.

,,

 

Hier nog een tekst van de Leidse Cleveringhoogleraar Hans Blom over de Holocaust:

We werkten mee aan de vervolging

[de Volkskrant 1 mei 2010]


We neigen ertoe de Holocaust te zien als iets dat zich buiten ons om voltrok. Maar het was ook gewoon mensenwerk.


HANS BLOM

Het blijft een schokkend gegeven: van de omstreeks 500 Joden die in 1942/1943 in Leiden woonden zijn er zeker 270 vermoord. Alle reden om voor hen een gedenkteken op te richten. Maar er is meer dan alleen die herinnering aan de vermoorde, gedeporteerde en op de vlucht gedreven medeburgers. Er is het even schokkende gegeven dat dit gebeurde in de stad Leiden, waar zoiets nog maar kort daarvoor volstrekt ondenkbaar was geweest. Bij dát vraagstuk wil ik vandaag kort stil staan. De stad Leiden die een traditie van asielverlening wil hooghouden, dient zich rekenschap te blijven geven van het feit dat deze deportatie zich in de eigen gemeenschap voltrok.


Natuurlijk, het is niet in Leiden bedacht. Het is ook niet in Nederland bedacht. Het is evident een gevolg van het feit dat het in Duitsland aan de macht gekomen nationaal-socialisme Nederland had bezet en de verwijdering en uiteindelijke uitroeiing van de Joden als doelstelling had en tot uitvoering bracht. Daar lag de wil, daar lag het initiatief en de uiteindelijke basis voor de praktijk van registratie, isoleren, beroven, deportatie en tenslotte, meestal buiten Nederland, vermoorden. Maar het is veel te gemakkelijk het te laten bij het wijzen naar de evidente externe daders en hun interne handlangers en die als het ultieme kwaad aan te merken dat alles veroorzaakte.


Het daar bij laten, gaat voorbij aan de gecompliceerdheid van het historisch proces waarin altijd vele factoren een rol spelen. Zoals het feit dat dit nationaal-socialistische vernietigings-antisemtisme tenminste ten dele wortelt in een eeuwenoude Europese traditie van uitsluiting van Joden, ook in Nederland. Het neigt er ook toe de Holocaust of Shoah te zien als iets dat zich min of meer als een natuurramp buiten ons om onontkoombaar voltrok. Maar dat miskent dat geschiedenis in de letterlijke betekenis van het woord mensenwerk is. Geschiedenis gáát niet alleen over mensen, maar wordt ook gemaakt door mensen, individueel en groepsgewijze. De dynamiek van het historisch proces wordt in essentie bepaald door de eindeloze interactie van onuitputtelijke reeksen menselijk handelingen en beslissingen (ook om dingen niet te doen). Die mensen handelen bewust, onbewust en vooral in gecompliceerde mengvormen daarvan. Zij beslissen individueel, maar tegelijk in een enorme variëteit van groepen. Zelfs als het in de uiterlijk vorm om zogenaamde anonieme instituties gaat, gaat het uiteindelijk toch steeds om menselijk handelen. Dat geldt ook voor meestal moeiteloos gehanteerde abstracte begrippen om de werkelijkheid van het verleden aan te duiden, zoals de Shoah: het blijven reeksen van menselijk handelen.


In dit verband is ook van belang vast te stellen dat elke historische situatie in beginsel open is. Het vervolg staat niet vast. De geschiedenis voltrekt zich niet gedetermineerd. Zij is weliswaar niet omkeerbaar, maar zij was nooit bij voorbaat onvermijdelijk, hoezeer dat soms ook zo lijkt. In de praktijk zijn de marges soms smal, maar al die menselijke beslissingen en handelingen, die in interactie de voorzetting van het historisch proces bepalen, beïnvloeden die feitelijke voorzetting. Zij doen er dus toe.

Dit drukt ons met de neus op ieders individuele verantwoordelijkheid in het historisch proces. Indien ons handelen volstrekt gedetermineerd zou zijn, voltrekt de werkelijkheid zich buiten ons om, zijn wij speelbal. Maar de betekenis van beslissingen, keuzen dus, op alle niveaus is aantoonbaar. De ten minste relatieve openheid van elke historische situatie is zo tevens de voorwaarde voor een samenleving waarin mensen ook verantwoordelijk zijn voor hun handelen, de genoemde smalle marges ten spijt. Dat is behalve een mooie ook een beangstigende gedachte. Zij brengt ons na dit rijkelijk abstracte betoog ook terug bij de werkelijkheid van het verleden van oorlog, bezetting en vervolging tot en met massamoord.


Die harde werkelijkheid van toen laat zien dat tal van Nederlandse instellingen, ook in Leiden, hebben meegewerkt aan het proces van vervolging. De locatie van twee koffers van het monument bij het voormalig politiebureau, dat als het zenuwcentrum van de praktische operatie van het ophalen van de Joden in Leiden kan gelden, wil daarop attenderen. Het is van belang er op te wijzen dat dit niet beoogt te zeggen dat de Leidse politie de enige, of zelfs maar de belangrijkste, handelende instantie was.

Integendeel, dat meewerken geldt voor de hele toenmalige overheid als institutie, met de bevolkingsregistratie als ander aansprekend voorbeeld. Het belang van het onderkennen van het element van menselijk handelen springt ook in het oog als men bedenkt dat er tevens individuen in die instituties werkzaam waren die anders kozen: de politiemannen die Joden waarschuwden of weigerden aan het ophalen van Joden mee te werken bijvoorbeeld.

Het zou ook onjuist zijn alleen op de instellingen te wijzen. Houding en gedrag van de bevolking in brede zin, in feite dus tienduizenden individuele inwoners van de stad, was even belangrijk. Zij kozen – in de woordkeus van zojuist – soms bewust, soms onbewust maar meestal in een ingewikkelde mengvorm daarvan, er op grote schaal voor niet te handelen, vaak tegen hun gevoel in of menend geen andere keus te hebben. Mede daarom kon het allemaal gebeuren, al is het zinloze speculatie nu te proberen vast te stellen wat er zou zijn gebeurd bij andere keuzen. Die andere keuzen kwamen trouwens wel degelijk voor – laat daar geen twijfel over zijn – zowel toen de vervolging begon als tijdens het feitelijk ophalen zelf. Er waren publieke protesten (zoals de rede van Cleveringa op 26 november 1940) en er werd uit vrije wil hulp geboden bij onderduik of vlucht. Maar toen later in de bezettingstijd actief en passief verzet vaker begon voor te komen, waren er in het openbaar geen Joden meer te vinden. Zij waren al afgevoerd en vermoord of ondergedoken dan wel gevlucht. In de ogen van de nationaal-socialistische bezetter was dat een succes: Nederland, Leiden was Judenrein.

 


Ik zei het al. Mijn betoog is angstaanjagend en zelfs huiveringwekkend. Als historicus houd ik mij al lang met dit soort vraagstukken bezig om inzicht in dit historisch proces te krijgen, het eerst zo goed mogelijk te reconstrueren en vervolgens te analyseren en interpreteren, zo mogelijk ook werkelijk te verklaren en begrijpen. Dat vereist een afstandelijke houding. Maar nu spreek ik als betrokken lid van onze samenleving, als Leids burger. Dat leidt tot een ander soort conclusie. Wij dienen naar mijn overtuiging, met inachtneming van de resultaten van onafhankelijk en afstandelijk historisch onderzoek, ons rekenschap te geven van dit deel van ons verleden. Wij dienen ons te realiseren dat het verleden zich weliswaar niet in dezelfde vorm herhaalt en dat er geen eenvoudige lessen uit dat verleden zijn te halen. De Shoah was zoals alle historische processen op een bepaalde manier in de concrete verschijningsvorm uniek. Maar tegelijk komen uitsluiting van en massamoord op medeburgers in de geschiedenis veelvuldig voor.


Met afschuw nemen wij ook in het heden veel gruwelijke actualiteit elders waar en wij zijn geneigd ons daarbij te koesteren in onze democratische rechtsstaat, verzorgingssamenleving en materiële welvaart. Maar die actualiteit elders en het verleden, ook ons eigen verleden, nopen juist tot alertheid. Het kan in zekere zin zomaar opnieuw gebeuren, zij het in andere concrete vormen, ook bij ons. De kwaliteit van onze samenleving spreekt niet vanzelf, maar heeft behoefte aan voortdurend groot en klein onderhoud. Daarbij is van belang ons te bezinnen ook op gebeurtenissen en processen uit het verleden als gevolgen van menselijk handelen, hier in Leiden dus op het feit dat van de 500 Joden er 270 konden worden vermoord en de anderen moesten ‘verdwijnen’. Het monument beoogt een voortdurend in de stad aanwezige aansporing te zijn tot dat bezinnen en tot die alertheid.

Op 17 maart 2010 werd in Leiden een monument onthuld ter herdenking van de tijdens de Tweede Wereldoorlog vervolgde en vermoorde Joodse stadgenoten. Die datum is niet toevallig gekozen. Op 17 maart 1943 werd het sinds 1929 nieuw op de hoek van de Cronesteinkade en de Roodenburgerstraat in Leiden gevestigde Centraal Israëlitisch Wees- en Doorgangshuis Machseh Lajesoumim op last van de bezetter door de Leidse politie ontruimd. 51 kinderen en 9 personeelsleden werden naar het station gebracht, naar Westerbork vervoerd en later naar Oost Europa gedeporteerd. Op vier na zijn zij daar omgekomen, de meesten in Sobibor. Deze ‘ontruiming’ was onderdeel van een grotere actie in maart 1943 onder leiding van de Haagse SD om de in Leiden (en Den Haag en Delft) wonende Joden op te halen.

Met de naderende ontruiming was in het weeshuis rekening gehouden. Men was gewaarschuwd. Rugzakken met kleding en schoenen stonden al klaar. Een klein aantal bewoners was ondergedoken. Op de in februari opgestelde lijst stonden 74 namen. Maar de directeur van het weeshuis, N. Italie voelde niet voor onderduiken. Hij wenste de groep bij elkaar te houden en de verantwoordelijkheid niet uit handen te geven aan vreemde, niet-Joodse families. De hele actie verliep voor de bezetter zonder problemen. De dienstdoende hoofdinspecteur van politie P.W. van der Wal weigerde weliswaar leiding te geven, maar zijn taak werd overgenomen door een collega. Van der Wal werd gearresteerd en later ontslagen. Hij overleefde de oorlog. Tenminste één andere politieman, O.P Rozemeijer, weigerde ook medewerking. Hij bleef wel nog enige tijd in dienst, maar werd in 1944 toch om een andere aanleiding gearresteerd. Hij overleefde Buchenwald niet.

Deze dramatische gebeurtenis is een van de beeldbepalende herinneringen in Leiden aan de bezettingstijd.

 

holocaust herdenkingsdag, holocaust monument, berlijn, hans blom, holocaust

Duitsland