Ik ben verdrietig dat Nasr Abu Zayd Hij is vorig jaar overleden. Over de ontwikkelingen in Egypte zou hij blij en trots zijn- en sceptisch over de toekomst en de democratisering.
Hij was sinds 1995 balling in Nederland
Wikipedia: “Abu Zayd gold als groot kenner Ik heb over hem, bevriende wetenschapper, oud-Cleveringahoogleraar en hoogleraar aan de UvH, vele blogs geschreven.
Hier een overzicht.
Nasr Abu Zayd kritisch op de Arabische Wereld én op het Westen (November 2009)
Nasr Abu Zayd over wie ik eerder veel heb geschreven levert vandaag in de NRC harde kritiek op de Arabische wereld én op het Westen.
Typisch Nasr om tegen beide partijen tegelijk aan te schoppen.
Nasr houdt altijd een interessante balans tussen pessimisme en optimisme; of tussen realisme en idealisme. Uit het interview: “Verandering [in Egypte en in de Arabische wereld] , zegt Abu Zayd, is noch in het belang van de staat, noch in het belang van de Moslimbroederschap. ,,Noch, ben ik bang, van het Westen.”
Waarom niet? ,,Omdat het Westen enorme economische belangen bij de regimes heeft. Het doet er niet toe wat die regimes doen met vrouwen of vrijheid of democratie, zolang die belangen maar worden beschermd.”
Verandering is alleen mogelijk als het gebied wordt overgelaten aan zijn eigen dynamiek. ,,De voortdurende buitenlandse interventies” – Abu Zayd doelt op het kolonialisme, en nu de oorlogen in Afghanistan en Irak en het Israëlisch-Palestijnse conflict – ,,staan een gezonde ontwikkeling in de weg. Godsdienst is de enige toevlucht voor de mensen om zich te beschermen.” […] ,,Als geleerde, als dromer moet ik ook optimistisch zijn. Hoe kan een wetenschapper die zijn droom over de toekomst verliest zijn werk voortzetten? Je moet geloven in de mogelijkheid van mensen om hun leven te veranderen, in welke maatschappij ze ook leven.”
nasr abu zayd, arabische landen, westen, optimisme, pessimisme ——————————————————————————————————————— ——————————————————————————————————————— Hoe rechts stelselmatig de liberale islam onderuit haalt
Juist omdat ik weet dat rechts alles op alles zet om de liberale islam tegen te werken, bijvoorbeeld ook in zijn meest democratische gedaante zoals Nasr Abu Zayd, ben ik uiterst wantrouwig tegenover rechts dat nu een enorm grote grote bek trekt. Terwijl de Leidse professoren Bolkestein en Ellian een voortrekkersrol spelen in de strijd tegen Ramadan, hebben de Leidse neocon-professoren Cliteur en Ellian een voortrekkersrol vervuld in de buitengewoon aanstootgevende strijd tegen hun Leidse collega Nasr Abu Zayd.
In twee uitgebreide artikelen in Civis mundi[1] heeft Paul Cliteur de moeite genomen de Leidse oud-Cleveringa-hoogleraar en inmiddels WRR-auteur, de liberale moslim Nasr Abu Zayd, als moslim en als wetenschapper onderuit te halen. Cliteur schrijft over Abu Zayd, die in Egypte door de moslimfundamentalisten werd vervolgd: “Het is natuurlijk wrang wanneer iemand die in zijn eigen land zoveel problemen heeft ondervonden met moslim-fundamentalisme in zijn nieuwe gastland te horen krijgt dat de fundamentalisten in zekere zin gelijk hadden. Toch moet ik dat doen.” (Civis mundi 41, p. 221) Cliteur weigert Abu Zayd als gelovige moslim te beschouwen. Voor Cliteur is Abu Zayd een afvallige en een atheïst- en het maakt voor hem niet uit wat Abu Zayd zelf hierover zegt. (p.222). Ook kunnen “wij” volgens Cliteur Abu Zayd niet serieus nemen als wetenschapper (p. 225) . Cliteur baseert overigens zijn kritiek op één autobiografisch boek; hij haalt de wetenschappelijke publicaties van Abu Zayd niet aan.
In het tweede artikel When in Rome… herhaalt Cliteur zijn vijandige argumentatie tegen Abu Zayd. Maar deze keer heeft hij ook een Goede Moslim aan te bieden, die hij als kontrast tegenover de Slechte Moslim Abu Zayd kan stellen: Afshin Ellian. Wat Cliteur bij Ellian zo bevalt, dat is het feit dat hij bij Ellian een kritiek “op de islam an sich” aantreft- “niet alleen op de verschillende interpretaties van de islam […] ”. “Dat [de kritiek op de islam an sich] betekent kennelijk dat de zaak niet helemaal hopeloos is .” ( p. 21) De Goede Moslim Ellian is de volledig geseculariseerde moslim die bovendien slecht spreekt over de islam. Ellian over de islam: “De islam is een structurele wantoestand die al ruim veertienhonderd jaar alle aspecten van opvoeding, cultuur, economie, politiek en omgangsvormen overheerst. [….] Het lijkt op de pest: waar de islam ook komt overheerst armoede, gebrekkige ontwikkeling, analfabetisme, onderdrukking, corruptie, frustratie en vooral geweld.”[2] Oud-marxist Ellian vervalt hier in een typische denktrant van oud-marxisten: in plaats van de economie als allesbepalende factor, wordt nu de religie als allesbepalende factor gezien. De Parijse hoogleraar arabistiek Mohammed Arkoun: “De overvloedige politieke literatuur vervalt in dezelfde fouten [als het marxisme] als zij van de verdinglijkte, verstarde, tijdloze en gebanaliseerde islam de belangrijkste en onoverkomelijke bron maakt voor alle ideologische afwijkingen, geweld, intolerantie en mislukking in al die samenlevingen waar deze ‘religie’wordt aangehangen.”[3]
Paul Cliteurs kritiek op Nasr Abu Zayd is opmerkelijk, zowel inhoudelijk alsook formeel. Om te beginnen met formele aspecten: Cliteur heeft nooit contact of dialoog gezocht met Abu Zayd. Hij spreekt niet met hem, hij schrijft over zijn Leidse collega. Een subject wordt tot object gemaakt. Mohammed Arkoun, de Parijse hoogleraar Arabisch zegt: “De islam is geen uitdaging van het andere, geen bron van reflectie, geen gesprekspartner, geen samenwerkingspartner voor de Europeaan, het blijft deze derde persoon, het object waarover men spreekt, dat men onder de microscoop legt, reïficeert, opblaast of banaliseert tot er en ideologisch monster overblijft […] “[4]
Arkoun heeft het hier niet eens over een mens, hij heeft het over de islam, die hij graag als gesprekspartner behandeld zou willen zien. Maar Abu Zayd is eens mens en een wetenschapper die van Cliteur tot belachelijk en verachtelijk object wordt gemaakt. Cliteur baseert zijn kritiek op één boek van Abu Zayd. Hij noemt Abu Zayd een balling, maar vertelt er niet bij, dat Abu Zayd professor is in Leiden, en zelfs Cleveringa-hoogleraar was. Het verzwijgen van deze relevante context-informatie heeft een beledigend karakter, te meer omdat Cliteur Abu Zayd de wetenschappelijke competentie meent te kunnen ontzeggen. Het is bijna komisch te noemen, dat Cliteur zich achter de veroordeling van de fundamentalisten stelt, en deze inzake Abu Zayd gelijk geeft. Daarmee geeft Cliteur zichelf als fundamentalist – verlichtingsfundamentalist- te kennen. Mohammed Arkouns opmerking over fundamentalistische intellectuelen treft ook Cliteur: “[…] elke verwijzing naar de leer van de geschapen koran [wordt] krachtig verworpen door de huidige bewakers van de ‘orthodoxie’. Heel wat intellectuelen zijn medeverantwoordelijk voor deze verwerping omdat ze geen theoretisch belang zien in de modernisering van het islamitische denken en de heropening van het zeer rijke theologische en antropologische debat.”[5]
[1] God houdt niet van vrijzinnigheid , In: Civis mundi; vol. 41 (2002), afl. 4, en When in Rome, do as the Romans do In: Civis mundi; vol. 42 (2003), afl. 1. [2] Wie is die vrolijke ketter? In: Brieven van een Pers, p. 227. [3] Bolkestein en Arkoun: Islam en de democratie, 1994, p. 14. [4] Bolkestein en Arkoun: Islam en de democratie, 1994, p. 13. [5] Bolkestein en Arkoun: Islam en de democratie, 1994, p. 38. ——————————————————————————————————————— ——————————————————————————————————————— Paul Scheffer en Hans Jansen over Nasr Abu Zayd
Vandaag schrijft Hans Jansen weer over Nasr Abu Zayd ( zie ook mijn vorige Jansen/Abu Zayd blog). Hij haalt Paul Scheffer aan, die in Het land van aankomst schrijft over Nasr Abu Zayd. Hans Jansen: “Scheffer heeft gemerkt dat deze man [Abu Zayd] zijn weldoeners en asielverleners in zijn geschriften regelmatig als ‘de vijand’ aanduidt. Niet de moslimactivisten die hem wegens vermeende afvalligheid van de islam naar het leven staan zijn voor Abu-Zayd de vijand, maar degenen die hem toevlucht verschaffen.” Scheffer geeft in Het land van aankomst geen paginanummers voor de door hem gebruikte citaten, maar ik heb een passage gevonden in het boek “Vernieuwing in het islamitisch denken”, die vermoedelijk bedoelt is. Ik citeer hier de hele passage, zoadat iedereen zich ervan kan overtuigen of dit de bewijs is dat Abu Zayd “de niet-moslims als de vijand [blijft] beschouwen” zoals Jansen schrijft. Mij, niet-moslim, beschouwt Abu Zayd in ieder geval niet als vijand. Ik zal in een vervolg-blog ingaan op de door Abu Zayd voorgestelde vernieuwing van het islamitisch denken. Als met citaten wordt gesmeten, en bovendien niet eens wordt vermeld waar deze citaten vandaan komen, lijkt het me belangrijk even eerst te beginnen de tekst goed te lezen die bedoeld wordt: Abu Zayd: “De culturele uitdaging waarmee onze islamitische gemeenschap zeven eeuwen geleden geconfronteerd werd heeft de wijze bepaald waarop de geleerden schreven en compileerden; zij verzamelden alles wat in engere of ruimere zin met de Tekst verband hield onder de noemer van koranwetenschappen. De uitdaging waarmee wij vandaag geconfronteerd worden, vereist dat wij een andere weg inslaan. Vandaag is ons probleem niet meer dat wij ons erfgoed voor de ondergang of onze cultuur voor versplintering moeten behoeden. Al is dat een probleem dat altijd voor alle gemeenschappen belangrijk is, toch zijn we van mening dat het op dit moment, waarop het bestaan zelf bedreigd wordt, niet het allerbelangrijkste probleem is. Niemand kan de ogen sluiten voor het verbond van de externe vijand, belichaamd in het wereldimperialisme en het Israëlische zionisme, met de reactionaire krachten die in het binnenland de heerschappij voeren. En zo zijn wij vandaag in de situatie terechtgekomen dat wij zelf ons eigen voortbestaan moeten verdedigen, nu de vijand er vrijwel in geslaagd is door onze gelederen heen te breken om voor eens en voor altijd te proberen ons van ons ware bewustzijn te beroven en het door middel van zijn culturele instellingen en media te vervangen door een vals bewustzijn dat moet bewerkstelligen dat wij ons uiteindelijk bij zijn bedoelingen met ons neerleggen en ons volledig onderwerpen. De schriftgeleerden in het verleden hebben de uitdaging aangenomen waarmee zij geconfronteerd werden en zij zijn er tot op zekere hoogte in geslaagd het erfgoed voor teloorgang te behoeden. Het erfgoed dat zij hebben bewaard had niettemin een reactionair karakter, zoals we eerder hebben aangeduid. [p.59] Wat zouden wij nu als wetenschappers moeten doen om de uitdaging van tegenwoordig aan te kunnen? Op deze vraag zijn ongetwijfeld verschillende antwoorden mogelijk, omdat wetenschappers verschillende visies hebben op de werkelijkheid waarin wij leven, met al haar invloeden en conflicten. Zij hebben immers ook verschillende, uit hun eigen opvattingen en prioriteiten voortvloeiende, visies op de problemen, de dilemma’s en de structurering van onze werkelijkheid. Sommigen bijvoorbeeld denken dat onze ware redding te vinden is in de terugkeer naar de islam onder toepassing van zijn voorschriften en door de islam ons gehele economische, sociale en politieke leven tot in de kleinste details van het individuele en maatschappelijke bestaan te laten beheersen. […] Tegenover het tegenwoordige religieuze discours staat de stroming van de vernieuwing. Dat is een stroming die vindt dat wij van de ouden niet alles klakkeloos kunnen overnemen. De ouden leefden immers in hun tijd, waarin zij hun mening vormden, de basis legden voor allerlei wetenschappen, een beschaving stichtten, een filosofie samenstelden en een denkwijze vormgaven. De som van dit alles is het erfgoed dat zij ons nagelaten hebben. Het is een erfgoed dat nog steeds deel uitmaakt van ons bewustzijn en dat bewust of onbewust invloed op ons gedrag heeft. Wij kunnen dit erfgoed niet buiten beschouwing laten, maar wij kunnen het evenmin aanvaarden zoals het is; wij moeten het opnieuw vormgeven, afstand nemen van wat niet meer bij onze tijd past, de positieve kanten ervan bevestigen en het opnieuw vormgeven in een taal die bij onze tijd past. Deze vernieuwing is onontkoombaar als we onze huidige crisis te boven willen komen. Zij verbindt namelijk onze oorsprong met het heden en het nieuwe met het overgeërfde […] ” “Zijn weldoneres en asielverleners” valt Abu Zayd hier niet aan, zoals Jansen beweert. ——————————————————————————————————————— ——————————————————————————————————————— Verlichting in het Islamitisch denken: Nasr Abu Zayd
Nasr Abu Zayd heeft veel geschreven over verlichting en Islam. Zijn meest recente tekst Reformation of Islamic thought (2006) is op internet te vinden, net als zijn Leidse oratie als Cleveringa-hoogleraar The Qur’an : God and man in communication. Verder is in de laatste jaren nog verschenen Rethinking the Qu’ran (2004) . Eind augustus schreef Abu Zayd een artikel in de Volkskrant De gematigde islam bestaat niet alleen, maar wint ook aan invloed. Abu Zayd gaat vrij ver in zijn kritiek op de islam, veel verder dan andere liberale moslims: Abu Zayd keert zich tegen een orthodoxe interpretatie van de islam, en probeert aan te tonen dat de islam ook andere denkers dan orthodoxe heeft gekend: Zelf is Abu Zayd een “heterodoxe” islamitische denker. De koraninterpretatie die Abu Zayd afwijst omschrijft hij als volgt: Dit wijst Abu Zayd af. Verder legt Abu Zayd uit dat de islam zowel een historische als ook een universele dimensie heeft, die hij als volgt omschrijft: De historische dimensie wordt door met name rechtsgeleerden als de meest wezenlijke beschouwd, omdat zij met de realiteit, met het handelen van individuen in de maatschappij te maken hebben, en ze er aldus toekwamen de meest wezenlijke doelstellingen van de islam uit de rechtspraktijk af te leiden. Via hun inductieve methode leidden zij de volgens hen vijf meest wezenlijke doelstellingen van de islam af: bescherming van het leven, van het nageslacht, van eigendom, van de geestelijke gezondheid, en van de godsdienst. Het is niet moeilijk in te zien dat deze vijf doelstellingen hoofdzakelijk afgeleid zijn uit het islamitisch strafrecht. De eerste is afgeleid uit de straf op moord, omdat vergelding volgens de koran in feite de bescherming van het leven beoogt (koran n, 178-179). De tweede doelstelling is afgeleid uit de straf op overspel. De derde doelstelling houdt niets anders in dan de straf op diefstal: het afhakken van de handen van de dief. De vierde doelstelling heeft te maken met het verbod op alcohol. In de koran wordt weliswaar geen straf voor alcoholgebruik genoemd maar dit is later na de dood van de profeet – wel strafbaar gesteld. De bescherming van de godsdienst is een principe dat afgeleid lijkt uit de doodstraf op godsdienstige afvalligheid, die later aan de traditie is toegevoegd. Deze straf werd uitgevonden door de rechtsgeleerden: in de koran wordt geen wereldlijke straf genoemd voor hen die de islam de rug toekeren nadat zij zich er eerst toe hadden bekeerd. De doodstraf werd ingevoerd om hoofdzakelijk politieke redenen, toen de bescherming van politiek gezag werd gelijkgesteld aan die van de islam. Een andere lezing van de islamitische heilige teksten zou andere, meer universele doelstellingen van de islam opleveren. Ten eerste zou men dan zeggen dat de leer van de ene transcendente God tegenover het polytheïsme en tegenover de verering van idolen, als voortbrengselen van de mensen zelf, bedoeld was om de mensen te bevrijden van het heidendom en om de weg te openen naar rationaliteit. Het tweede doel zou volgens deze lezing het ontstaan van een gemeenschap van gelovigen zijn die niet langer op stamverbanden was gebaseerd. Het derde zou de vestiging zijn van rationeel menselijk gedrag in plaats […] onwetendheid […] . Onwetendheid in die zin, dat iemand zo onderdanig is tegenover de gedragscode die door de stam is opgelegd, dat hij niet kan handelen naar menselijk rationeel begrip. De islam introduceerde dus rationeel gedrag om [onwetendheid] te vervangen. Ten vierde zou men vanuit deze interpretatie zeggen dat het erom gaat dat sociale rechtvaardigheid in de gemeenschap der gelovigen totstandkomt, wat in de historische context van de vroege islam door het geven van aalmoezen werd bewerkstelligd. Het vijfde doel zou volgens deze optiek het ontwikkelen van menselijk rationeel denken zijn, van reflectie in plaats van het blindelings navolgen van tradities uit het verleden. Abu Zayd is een voorstander van het kritisch denken: Abu Zayd baseert zich sterk op de rationalistische Islamitische filososoof Ibn Rushd (Averroes, zie ook mijn blog over hem), op de Westerse hermeneutische traditie en op de Duitse filosoof Habermas. Ik wil nog even opmerken dat dit, bij alle respect voor Abu Zayd, niet samenvalt met mijn eigen positie, die ik als veel minder rationalistisch zou willen omschrijven.
Nasr Abu Zayd heeft zich uitgebreid bezig gehouden met de hermeneutiek; moderne tekstinterpretatie dus.
In zijn boek Het heilig vuur,Over de strijd tussen jodendom, christendom en islam schrijft Peter Sloterdik indringend over de noodzaak tot vernieuwing in de montheistische religies. For Sloterdijk is de hermeneutiek een belangrijk middel om de religie te verzachten en “meerwaardig denken” aan te moedigen. [Meerwaardig denken is het tegenovergestelde van zwart/wit denken of dogmatisch denken] .
Sloterdijk: “De vormen van hermeneutiek, zoals die in de omgang met de heilige geschriften ontwikkeld worden, kunnen eveneens gelden als leerschool voor meerwaardig denken. Dit komt vooral door de omstandigheid dat de beroepsmatige schriftuitleggers zich met een gevaarlijk alternatief geconfronteerd zien. Het handwerk van het interpreteren vraagt uit zichzelf alom derde wegen, want zodra het goed en wel begonnen is, komt het voor de onaanvaardbare keuze te staan om de goddelijke boodschap ofwel te goed, ofwel te slecht te begrijpen. Beide opties zouden noodlottige consequenties met zich meebrengen. Zou de uitlegger het heilige boek zo goed begrijpen als alleen de schrijver dat zou kunnen, dan zou hij de indruk wekken God op de schouder te willen kloppen en verklaren het geheel met hem eens te zijn -een pretentie die de hoeders van heilige tradities niet bepaald appreciëren. Zou hij het daarentegen in strijd met de consensus begrijpen, of sterker nog het boek volstrekt duister of onzinnig vinden, dan zou er wel eens demonische verstoktheid in het spel kunnen zijn. In beide gevallen voldoet de uitlegger niet aan de norm en stelt hij zich bloot aan de reactie van de orthodoxie, die zoals bekend nooit kleinzerig was wanneer het erop aankwam ketters te laten zien wat de grenzen zijn. De religieuze hermeneutiek is dan ook a priori op het tussengebied tussen twee vormen van godslastering aangewezen en moet zich daar in evenwicht zien te houden. In geen andere situatie is er een beter motief om voor een derde mogelijkheid te kiezen. Als je niet zodanig met de bedoelingen van de schrijver mag versmelten dat je de indruk wekt hem beter te begrijpen dan hij zichzelf bij het dicteren van de tekst begreep, maar ook zijn boodschap niet zo mag miskennen alsof hij een vreemde was die ons niets te zeggen heeft, dan is het uitwijken naar een middenpositie voorspelbaar. Het tussenrijk van de uitlegging is de vertrouwde omgeving voor het zoeken naar een juist begrip van de heilige tekens; principiële onvolmaaktheid biedt voor zulk begrip alle kans. Ik hoef niet omstandig uit te leggen dat deze arbeid in de schemering van een altijd slechts gedeeltelijk onthulde betekenis bij uitstek geschikt is om het extremisme te breken “( p 112/113)
<!– |
-
« Home
Pagina's
-
Categorieën
-
Archief